Hoorzitting van De heer Yves-Bernard Debie, advocaat, vertegenwoordiger van de Koninklijke Kamer van antiquairs en kunsthandelaars van België
Uiteenzetting van de heer Yves-Bernard Debie :
De Koninklijke Kamer van antiquairs en kunsthan- delaars van België werd in 1919 gesticht en vertegen- woordigt honderdtwintig leden. Haar belangrijkste taken zijn de verdediging van de leden, de verdediging van een plichtenleer – een ethische code behandelt de problemen van de illegale handel en de witwaspraktijken – en de verdediging van de kunstmarkt.
De leden van de Koninklijke Kamer klagen over de wijze waarop de kunsthandel en zijn actoren beschreven worden. Ze vinden dat er een corpus van regels bestaat en dat het niet nodig is nogmaals wetten te maken.
Ze zijn daarenboven van mening dat het UNIDROIT- Verdrag niet mag worden geratificeerd, omdat ze het gevaarlijk achten en strijdig met het positieve Belgische en Europese recht in het algemeen.
Er zijn echter ook punten van convergentie. Het laat- ste decennium is tragisch geweest op het gebied van de massale vernieling van archeologische vindplaatsen en cultuurgoederen. Er zijn hierover nauwkeurige statis- tieken en op het Internet, YouTube en CNN, kan men satellietfoto’s bekijken. Palmyra werd met explosieven vernield, we hebben gezien hoe het Mar Elian-klooster, nabij Homs, met bulldozers vernield werd en hoe in Afghanistan twee grote Boeddhabeelden opgebla- zen werden.
De actoren van de kunsthandel zijn uiteraard solidair tegenover die vreselijke misdaad. Het is niettemin een misdaad van vernieling. Plundering bestaat en men kan zich afvragen of het de internationale kunsthandel gaande houdt en als dat zo is, in welke mate. Dat is een duidelijk punt van convergentie.
Ook praktisch zijn er punten van convergentie. Alle handelaars waren gewonnen voor samenwerking met de cel « Kunst en Antiek » van de federale politie.
Helaas werd die cel herleid tot één enkel lid en benaderen zijn middelen het nulpunt. De tijd dat ver- scheidene mensen in die cel samenwerkten en dat de actoren van de markt met hen in dialoog konden gaan, ligt ver achter ons.
Als advocaat gespecialiseerd in handelsrecht voor kunst en culturele zaken, is de heer Debie verbaasd over het totale gebrek aan specialisatie. Hij pleit bij magistra- ten die niets afweten van kunsthandelsrecht, dat niet is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, maar gebaseerd is op rechtspraak en verdragen, met basisregels die de- zelfde zijn als voor andere soorten diefstal.
De Koninklijke Kamer pleit voor een reactivering van de cel « Kunst en Antiek » en voor het inzetten van gespecialiseerde magistraten, wat natuurlijk mid- delen vereist.
Een ander probleem zijn de inventarissen. Men moet over gegevensbanken beschikken om na te gaan of een voorwerp gestolen is. Art Loss Register is een heel in- teressante gegevensbank, maar is privé. Er bestaat ook een gegevensbank van de overheid, maar die is helaas niet toegankelijk voor handelaars.
Spreker pleit bijgevolg voor de oprichting van een gegevensbank die voor iedereen toegankelijk is en ge- regeld wordt bijgewerkt.
De inventariskwestie is ook voor de landen van her- komst belangrijk, omdat het een verplichting is volgens artikel 5 van het UNESCO-Verdrag.
We moeten vaststellen dat de kunsthandel tegen- woordig scheef bekeken wordt. De media spreken van financiering van terrorisme, witwaspraktijken, smok- kelroutes, enz.
Het verzoek om een informatieverslag doet hetzelfde door alles op één hoop te gooien : de Golfoorlog, de Tweede Wereldoorlog, de kunstroof door de nazi’s, de plunderingen in de kolonies, de plundercampagnes van de Franse revolutionaire en Napoleontische legers, om dan zonder overgang te spreken over diefstal van kunst- werken, die meer dan ooit actueel zou zijn.
Spreker stelt vast dat de indieners van het verzoek om een informatieverslag blijkbaar een bijzondere kijk hebben op de kunsthandel. Hij vraagt zich af op welke statistieken zij zich baseren om te beweren dat diefstal van kunstwerken actueler is dan ooit.
Volgens deze indieners zou België de zwakke schakel zijn in de strijd tegen illegale handel. Ons land zou de draaischijf zijn van de illegale kunsthandel. Nu de ter- reurdreiging reëler is dan ooit, schrijven zij, moeten wij waakzaam zijn voor wat behoort tot onze identiteit en gemeenschappelijk erfgoed.
De heer Debie vraagt zich af waar de statistieken zijn die aantonen dat België een draaischijf is voor illegale kunsthandel, en waar de statistieken zijn die aantonen dat deze illegale handel nooit zo omvangrijk is geweest dan nu. Kranten berichten over een recordvangst van drugs in Colombia. Waar zijn de recordvangsten van kunstwerken die illegaal gesmokkeld zijn uit de landen van herkomst ?
De Europese Commissie heeft aan het consultancy- bureau Deloitte gevraagd een volledige studie te maken. Zij werd voorgelegd in juni 2017. In de besluiten stelt Deloitte dat de literatuur melding maakt van een aantal gevolgen van de handel in cultuurgoederen. Men denkt aan de volgende gevolgen : corruptie, georganiseerde misdaad, witwaspraktijken, financiering van milities, vernieling van cultureel erfgoed. Zoals onderzoek bij de besturen van de lidstaten heeft aangetoond, bestaan er momenteel geen werkelijke bewijzen voor deze ge- volgen. Een verslag dat voor Nederland gemaakt werd, komt tot dezelfde conclusie. Alle bestelde rapporten komen tot dezelfde conclusie. Er bestaan momenteel geen statistieken die aantonen dat deze illegale handel IS en terrorisme financiert. Geen enkele statistiek kan dit bewijzen. Illegale handel bestaat, maar er zijn geen statistieken.
In een officieel document verkondigen dat er nog nooit zoveel werken gestolen werden en dat de illegale handel nooit zo omvangrijk is geweest, is iets vooropstellen dat op geen enkele concrete basis stoelt. De commissie zou nauwkeurige statistieken kunnen opvragen. Die statis- tieken moeten vervolgens worden onderzocht. Alvorens zich af te vragen hoe men een ziekte kan genezen, moet men de ziekte immers onderzoeken en kwantificeren.
De regels bestaan en het zou contraproductief zijn er nieuwe uit te vaardigen die ze ingewikkelder maken. De kunstmarkt is al heel ingewikkeld. Zij is per definitie in- ternationaal. Alvorens een kunstwerk in te voeren, moet men nagaan of het mogelijk is in dat land. De Europese regels zijn ook ingewikkeld. Wij zijn ook toegetreden tot het UNESCO-Verdrag, dat weliswaar niet rechtstreeks van toepassing is maar dat de wettelijke basistekst vormt voor de parketten.
Bijgevolg bestaat er een corpus van regels. Bijkomende wetgeving is niet nodig. Het volstaat om te voorzien in de nodige middelen om de bestaande wetgeving toe te passen. Zo zou het geld van de belastingbetaler beter worden besteed.
De heer Debie is geen voorstander van een bekrachti- ging van het UNIDROIT-Verdrag. Vooral de omkering van de bewijslast vormt een probleem. In België bepaalt artikel 2279 van het Burgerlijk Wetboek dat met betrek- king tot roerende goederen, dat bezit geldt als titel en dat er een vermoeden van goede trouw is. Deze bescherming van de burger bestaat al tweehonderd jaar. Dit noemt men een verplichte rechtszekerheid. De omkering van de bewijslast kan in België niet worden toegepast zonder het hele corpus te veranderen.
Verschillende landen hebben zich reeds over deze zaak gebogen. Frankrijk oordeelt dat sommige bepalin- gen van UNIDROIT onverenigbaar zijn met zijn natio- naal recht, in het bijzonder wat betreft de bewijslast, die bij de koper wordt gelegd. Net als in het Belgische recht wordt in het Franse recht de eigenaar van een roerend goed verondersteld te goeder trouw te hebben gehandeld. Hij hoeft dus niet te bewijzen dat hij voorzorgen geno- men heeft wanneer hij het goed aankoopt.
Ook de verjaringstermijnen zijn problematisch. De heer Debie, die zichzelf beschouwt als een kenner van het Belgische burgerlijk recht, kan niet denken aan een termijn van meer dan dertig jaar. Ook dit is een vorm van rechtszekerheid die iedereen beschermt.
Het Verenigd Koninkrijk heeft besloten niet toe te treden tot het UNIDROIT-Verdrag omdat het in tegen- spraak is met de nationale wetgeving. Een bijzonder bezwaar is de duur van de verjaringstermijn van vijftig jaar in het UNIDROIT-Verdrag. Er bestaat ook een verjaringstermijn van drie jaar, maar die vangt aan op het ogenblik van de kennisneming door het land van herkomst van de plaats van het voorwerp. In feite is het nagenoeg onverjaarbaar, en dus ontoepasbaar in ons positief recht.
Het UNIDROIT-Verdrag is niet het logische gevolg van het UNESCO-Verdrag. De geest ervan is totaal verschillend. Artikel 1 van het UNESCO-Verdrag de- finieert een cultuurgoed. Een cultuurgoed is een goed dat valt onder de categorieën bedoeld in artikel 1. Om beschermd te worden, moet de Staat deze goederen als belangrijk hebben aangemerkt. Zij moeten vooraf op een lijst zijn gezet. Het UNESCO-Verdrag is niet retro- actief. UNIDROIT zou het ook niet zijn. Volgens het UNESCO-Verdrag kan alles een cultuurgoed zijn, maar om beschermd te worden, moet het eerst op een lijst zijn gezet, of « geklasseerd » zijn, zoals men in België zegt.
Hieruit volgt een bewijs uit het ongerijmde : punt i van de categorieën van het UNESCO-Verdrag betreft postzegels, fiscale zegels en verzamelzegels. Wanneer men een postkaart in Rio de Janeiro opstuurt, heeft men er eerst een zegel van categorie i van het UNESCO- Verdrag op geplakt. Er is hier echter geen sprake van illegale uitvoer van een cultuurgoed, aangezien het niet vooraf op een lijst is gezet. In het geval van het International Institute for the Unifation of Privaye Law (UNIDROIT) verdwijnt deze voorafgaande lijst gewoon. Dit is het derde – en zeer ingewikkelde – bezwaar tegen UNIDROIT, na de omkering van de bewijslast en de verjaringstermijn : het feit dat er geen voorafgaande lijst meer moet worden opgemaakt. Aangezien elk goed cultureel is, beschermt UNIDROIT alles. En alles is rechtstreeks van toepassing, aangezien een omzetting niet langer nodig is. De heer Debie roept de assemblee dan ook op om UNIDROIT niet te ratificeren.